Hoe verleen je mondzorg aan iemand met de ziekte van Parkinson? Preventie-assistent Sascha Kappuw heeft hier regelmatig mee te maken. Bij een van haar cliënten was de ziekte al in een vergevorderd stadium. “Ik ging heel voorzichtig te werk en paste mijn behandelingen aan op haar wensen en situatie”, vertelt Sascha. 

“Mevrouw heeft haar ziekte nooit kunnen accepteren. Ze noemde de aandoening daarom niet bij naam. Tijdens de laatste weken van haar leven had ze steeds vaker een tremor; een aanval waarbij haar hele lichaam trilde. Soms duurde deze een halve dag en moest ik de behandeling uitstellen. 

Dezelfde humor

Ik bezocht haar een jaar lang twee dagen per week: op maandag en donderdag. Bij voorkeur plande ik haar als laatste in, zodat ik even met haar kon praten. Mevrouw had geen familie en was eenzaam. Ze keek uit naar de gesprekken met mij, omdat we dezelfde humor hadden en allebei direct zeiden wat we dachten. We spraken over tv-programma’s, haar bezoekjes aan de dierentuin en over haar parkiet die hierbij graag commentaar leverde.

We lachten vaak om haar parkiet: het lichtpuntje in haar leven. Ik zette af en toe een grappig stemmetje op, waardoor de vogel zo enthousiast werd dat hij ronddraaide op zijn stokje en eraf viel. ‘Kijk, hij doet weer zo achterlijk’, riep mevrouw als hij dat deed.

Zichtbaar achteruit

Als ze het moeilijk had, bespraken we dat ook met elkaar. Vooral na een tremor had ze geen plezier meer in het leven. Dat begreep ik goed, want ze had veel pijn en die aanvallen konden lang duren. De laatste weken van haar leven bracht ze door op bed. Ze ging zichtbaar achteruit. 

Toen ik een paar weken geleden op donderdag langskwam, had ze zo’n heftige aanval, waardoor ik wist dat ik haar niet meer zou terugzien. Enkele dagen later overleed ze. Ik vond dat best moeilijk, maar ik had er ook vrede mee. Ze hoefde niet meer te lijden. Ik vind het waardevol dat ik zo’n speciale band met haar had opgebouwd en kijk er met een goed gevoel op terug.”